In 2016 selecteerde de Vlaamse Regering de Westhoek als pilootregio voor de invoering van ‘basisbereikbaarheid’. De Westhoek werd gekozen omwille van zijn landelijke karakter, in vergelijking met de overige twee pilootregio’s die een meer verstedelijkt karakter hebben, m.n. Aalst en Mechelen. Deze drie pilootregio’s hadden als opdracht een vervoerplan op te maken waardoor het openbaar vervoer in de regio meer op basis van de mobiliteitsvraag zou gaan rijden. Door het verwerven van deze pilootstatus kreeg de Westhoek als regio bovendien de garantie dat de tot dan ingezette Vlaamse middelen voor openbaar vervoer niet verder het voorwerp van besparingen zouden uitmaken. Gemeenten dienden een duidelijke stem te hebben in de opmaak van het vervoerplan.
Op 28 februari 2018 kwam de ‘Vervoerregioraad’ Westhoek voorlopig voor een laatste keer bijeen om er het voorliggend vervoerplan goed te keuren. De vervoerregioraad bestaat uit vertegenwoordigers van de Vlaamse Overheid, De Lijn en de lokale besturen. De Westhoek slaagde er tot nog toe als enige pilootregio in om een vervoerplan goed te keuren. Dit plan spreekt zich uit over de grote openbaar vervoerassen in de regio (bv. de kusttram, de verbindingen tussen Ieper, Veurne, Diksmuide en Poperinge), de organisatie van het ‘aanvullend vervoer’ (in hoofdzaak het aanvullend aanbod voor schoolgaande jongeren) én het zgn. ‘Vervoer op maat’ waarbij een ‘Westflex’ systeem naar voor geschoven wordt waarbij gebruikers van openbaar vervoer beroep zullen kunnen doen op ritten georganiseerd met taxi’s of bussen, wanneer er in de nabijheid geen grotere openbaar vervoerassen terug te vinden zijn. Dit vervoerplan zal vanaf 2020 operationeel worden.